Oerbos Hooidelta

In de literatuur Eén van de meest uitgesproken verhalen over hooi, hooien en hooiers in de Nederlandse literatuur stamt uit 1875. ‘Het hooijen’ kwam uit de pen van de in zijn tijd zeer bekende schrijver, dichter en vertaler J.J.A. Goeverneur. Tegenwoordig leeft zijn werk vooral nog voort in zijn op muziek gezette kindergedichtjes, waarin natuur en boerenleven op hun manier doorklinken, [1 x doorklinken weg], zoals in ‘In een groen, groen knollen-knollenland’, ‘Roodborstje tikt tegen ’t raam’ en ‘Toen onze Mop een Mopje was’. In ‘Het hooijen’ logeren de jonge Willem en zijn iets oudere zusje Anna op het buiten ‘Zomerlust’. ‘Op een ochtend zien de twee kinderen mannen aan het werk, ‘om het gras op de weide af te maaien.’ Anna verheugt zich daarop. ‘Nu komt de tijd weer, dat ze hooi inhalen,’ roept ze tegen haar broertje: ‘Hooi inhalen? Hooi voor de paarden? ‘vraagt Willem. ‘Ja,’ zegt Anna, ‘er komt nu een fijne tijd’. Want het lange gras waar ze niet overheen mogen lopen, wordt gemaaid en gedroogd en dan wordt het hooi binnengehaald. Spannend! Willem is vooral blij voor de paarden, omdat die zo graag hooi lusten, hoewel ze nog liever haver hebben, heeft hij ook gehoord. ‘O, het koren moet nog lang op het veld blijven staan. We hebben het hooien in de zomer en de korenoogst tegen de herfst,’ weet Anna. Vol bewondering kijken de beide kinderen naar de zeisen die door het gras flitsen. Willemwil een beetje dichterbij komen, maar, roept Anna: ‘Nee, vooral niet, want wij zijn geen maaiers en jij en ik weten niet, hoe ver zo’n zeis wel reiken kan.’ Later zien ze mannen en vrouwen die met houten vorken het afgemaaide gras opgooien en over het land verspreiden. Willem is bang dat ze zo het gras zullen bederven voor de paarden, maar zijn moeder, die ook naar het land is gekomen, stelt hem gerust. Het gaat net als met de was, legt ze uit, die bij de kachel te drogen wordt gelegd als het regent. Buiten is er een heel ander vuur, de zon. Overal ter wereld droogt die onuitputtelijke bron het gras, ook ‘waar de koperkleurige mensen en de negers’ wonen. Willem wil weten, waarom de zon niet het gras droogt, dat nog niet is gemaaid. ‘Omdat het gras,’ legt zijn moeder opnieuw uit, ‘wanneer het leeft en groeit, zodra het droog en dor begint te worden, water uit de

grond opzuigt. (…) We zouden het gras niet tot hooi kunnen maken, als het nog water kon opzuigen.’ En zo gaat moeder nog even door met haar uitleg. Over hooi, dood gras dus, dat lekker ruikt, en bloemen op een vaas die na verloop van tijd beginnen te stinken, net als dode dieren. Willem krijgt van zijn moeder zelfs een klein vorkje en een harkje om mee te helpen op het land, tot hij er na een half uurtje van vermoeidheid mee moet stoppen en naar huis mag. Op het land wordt, ongetwijfeld, doorgewerkt tot laat in de avond. Als je kunt hooien, moet je hooien. In de Winkler Prins ‘Men geeft deze naam aan afgemaaid en gedroogd gras,’ zegt de eerste druk van de geïllustreerde encyclopedie van Winkler Prins uit 1876. ‘De waarde van het hooi is zeer verschillend en hangt af van de aard en de gesteldheid van het hooiland, alsmede van de ouderdom waarop en het weer waarbij het gemaaid is. Hooi van goede, gemeste leem en kleigronden noemt men zwaar hooi; dit is veel voedzamer dan het hooi van lichtere gronden, terwijl het hooi van drassige, zure landen zuur hooi wordt genoemd. Het is te voedzamer naarmate het jeugdiger werd afgesneden, omdat het jonge gras minder houtige delen en meer stikstof houdende zelfstandigheden bevat, welke laatste overgaan in het zaad, dat bij het hooien grotendeels verloren gaat. Laat hooien is derhalve zeer verkeerd. Eigenlijk behoort het drogen van het afgemaaide gras in twee of drie dagen te geschieden. Moet het wegens regenachtig weer geruime tijd blijven liggen, dan wordt het schimmelig en verliest ook door uitwassing voedende delen. Bij het hooien dient men dus de meeste spoed in acht te nemen.’ Uitgedrukt en benoemd De oudst bekende vermelding van het woord ‘hooi’ stamt uit 1050. Het is afgeleid van ‘houwen’ en betekent in die zin ‘het afgemaaide’. In de praktijk is het ‘gedroogd gras’. De maand juli stond, eveneens al in 1050, bekend als ‘hooimaand’. In de loop van bijna duizend jaar is er in de ‘hooibouw’ veel veranderd. Maar de maand, in ieder geval het jaargetijde, waarin het hooi werd en wordt gewonnen, is nog steeds identiek, evenals het doel. Al zijn het tegenwoordig ook de kleinere huisdieren die smullen van het hooi.

115

Made with FlippingBook Annual report