Oerbos Hooidelta

De wakkere hooimaand geeft de zeisen, de maaier in de hand met vlijt, daar lege schuren hooi vereisen, om het vee te voeden in wintertijd.

boer die zijn hooiberg een gladgeschoren, ofwel gekamd, aanzien weet te geven’, niet onredelijk. Want een boer met een mooie berg, laat zien wat hij waard is.

In de taalgeschiedenis komt het begrip hooi ook terug in tal van uitdrukkingen, waarvan ‘te hooi en te gras’ wel een van de meest bekende is. Deze zegswijze komt voor als tijdsbepaling in oude ordonnantiën, verordeningen, waarin aan pachters en boeren een bepaalde opbrengst van de oogst werd opgelegd in de vorm van een geschenk. Een boer die daartoe verplicht was, kwam twee maal per jaar, in de grasmaand april en in de hooimaand juli, bij zijn heer. Ook wordt wel gezegd dat de uitdrukking stamt uit de tijd van de Germanen, dus uit de eerste eeuwen van de Christelijke jaartelling. Toentertijd werd door de volksvergadering rechtgesproken tijdens de grastijd, in het voorjaar, en de hooitijd, in de zomer. De uitdrukking werd daarna ook toegepast op iemand die slechts zo nu en dan ergens een bezoek aflegt. Als iemand te veel hooi op de vork neemt, dan neemt hij of zij een te zware of omvangrijke taak op zich, waardoor er van het werk niets terecht komt. Alsof de vork te zwaar is en er bij het omhoogsteken bijna alles vanaf valt. ‘Het hooi moet het paard niet volgen,’ wil zeggen dat een meisje niet achter haar vrijer moet aanlopen. Als het hooi het paard wel volgt, wil het gegeten worden, ofwel: als een meisje achter een jongen aanloopt, wil ze trouwen, althans zekere geneugten van de huwelijkse staat beproeven. ‘’t Hooi is op en de koe is dood’ houdt in dat er van een erfenis niets meer over is. Wanneer iets door elkaar zit als gehakt hooi, is het een grote warboel geworden. Een typische samenstelling voor een naam met het woord hooi is ‘Hooikammer’. Nergens in Nederland komt die zo vaak voor als in Staphorst. Een telling uit 2007 wees uit, dat er van de 126 personen met die naam, toen 83 woonden in deze gemeente. Het ging daarbij om verschillende takken van die familie, onderscheiden door bijnamen als ‘Boontie’ of ‘Knechie’ , vooral in Rouveen. De overige Hooikammers woonden in aangrenzende gemeenten of in het noorden van het land. Alle Hooikammers in en buiten Rouveen zijn, aldus nazaat Jacco Hooikammer, herleidbaar tot één Rouveense stamvader: Arend Klaas Hooikammer (1756-1816). De betekenis van de naam blijft ondertussen onduidelijk, al lijkt de verklaring van ‘een

116

Fig. 103. Het paard liep door, hoeveel er ook op de hooiwagen gooide, tot de sprinkhaan zich zette bovenop de lading. Genoeg! dacht het paard en deed geen stap meer. Een gravure van Noach van de Meer uit 1777. BRON: Rijksmuseum Amsterdam.

Made with FlippingBook Annual report