Oerbos Hooidelta

1852: ‘De hoeveelheid ter waag genomen hooi bedroeg, te Genemuiden (975.000), Kampen 7.096.000, Kuinre 800.000,- Hasselt 65.200, Zwolle 134.154 pond. (VGS)

1870: Gemiddelde opbrengst per hectare voor de eerste snede 3.500 kilo, voor de tweede 2.000. Gemiddelde prijs 12,75 gulden per 500 kilo. (VGS) 1872: Eerste snede 3.200-7.000, tweede snede 2.000-2.500 kilo. Buitendijks 16 gulden per 500 kg, binnendijks 12. Later daling tot 12 en 9.50 gulden. (VGS)

1858: ‘De hooiprijzen stegen tot aanzienlijke hoogte.’ (VGS)

1860: Zwolle: ‘Aan de stadswaag zijn aangevoerd 198.950 pond hooi.’ Van de hooipers is veel gebruik gemaakt. Zij heeft een beduidende uitbreiding van de handel in dit artikel gegeven.’ Kampen: ‘Er heeft zich bij de reeds bestaande artikelen van uitvoer uit de haven een nieuw gevoegd, namelijk het hooi, dat in geperste balen van circa 100 Nederlandse ponden werd verzonden.’ ‘De handel in hooi, die sedert het gebruik der pers een grote vlucht schijnt te nemen, bepaalt zich niet tot het binnenland. Alleen uit Genemuiden wordt van die buitenlandse verzending een opgave verstrekt. Het totaal van het gewogen hooi bedroeg volgens het gemeenteverslag 2.418.850 Nederlandse ponden, waarvan 1.335.500 ponden zijn geperst. Van deze geperste hoeveelheid is, voor zover men kon nagaan, 1.263.500 pond naar het buitenland vervoerd.’ (VGS) 1862: ‘Zo lang wij ons met de gemeenteverslagen en de gewone rapporten omtrent de bebouwde bundertallen en de oogst moeten behelpen, zal dit hoofdstuk wel onvolledig blijven.’ (VGS)

1874: Van 14 tot 16 gulden per 500 kilo. (VGS)

Langzaamaan verdwijnt het hooi uit de provinciale statistieken en overzichten. Na 1877, als er een andere systematiek wordt gebruikt, komt het woord hooi sec nauwelijks nog voor in de kolommen van de provinciale verslagen. Al wordt aanvankelijk nog wel melding gemaakt van de toestand der hooilanden als zijnde ‘gunstig’, ‘matig’ of ‘slecht’. Afgezien van de vermelding van het voor deze sector zo ‘schadelijk gedierte’ als konijnen, eekhoorns, kraaien, eksters, mussen en veldmuizen, het optreden van ziekte in de gewassen of onder het vee, hoge waterstanden, regen, vorst, hitte, droogte en storm, verdwijnt ook de landbouw als geheel naar de achtergrond. Ondanks de grote agrarische crisis die kort voor 1880 inzette, vooral als gevolg van grote veranderingen in de vervoerssector die de internationale concurrentie tot voorbij de drempel van de Nederlandse boerderijen bracht. Rond 1895 kwam aan die crisis een eind. De meldingen over hooi bleven schaars. Pas in 1907 en 1908 valt er weer een melding te noteren over hoeveelheden hooi voor de handel. In Kampen werden in 1907 door de stadshooiwegers 5.300.000 kilo gewogen en per schip vervoerd, in 1908 was het 5.499.000 kilo. Het ‘prima Kampereilander hooi’ wisselde toen van eigenaar voor prijzen tussen de 20 en 16 gulden per 500 kg. Voor ‘binnenhooi’ lag de prijs gemiddeld op 15 à 13 gulden. Vanuit Zwolle werd gemeld, dat de opbrengst minder was dan het vorige jaar, maar dat de kwaliteit goed was. In de jaren 14-18 van de Eerste Wereldoorlog werd er weer nadrukkelijk gesproken over de prijzen van het hooi, maar dat gebeurde elders en had bijzondere oorzaken. (Zie ook hiervoor pagina …)

1863: ‘Veel veehouders in Kampen die in een gewoon jaar hooi ter verkoop aanbieden, moesten het nu elders kopen.’ (VGS)

1868: ‘Te Kuinre werd 1.391.750 kilo hooi uitgevoerd tegen 972.850 in 1867. De prijs liep van 9 tot 11 gulden per 1.000 kilo. (VGS)

1869: In Genemuiden een derde meer hooi dan vorig jaar, dat ook al goed was. 2.238.325 kilo verkocht voor 28 gulden per 1.000 kilo voor buitendijks, tegen 10 binnendijks. Weinig export naar Engeland wel, ook vanuit Kampen, veel per spoor naar Duitsland. Vanuit Kuinre 1.017.275 kilo tegen gemiddeld 9.50 gulden per 500 kilo. (VGS)

122

Made with FlippingBook Annual report