Oerbos Hooidelta

Na de brand kwam de burgemeester bij m’n vader: “Moed, nou is het mooi geweest. Kunnen we niet uitruilen? Buiten de stad komt er land vrij”. De gemeente had 30 hectare grond in het Vree, maar daar stopten wat boeren. We hebben toen onze percelen in de stad verkocht en konden land in het Vree terugkopen. In december 1963 zijn we aan de Wolfshagenweg komen wonen. De gemeente had onze grond in de stad nodig voor woningbouw. Het zal ook wel met de veiligheid te maken hebben gehad. De bebouwing in het centrum was natuurlijk heel dicht op elkaar. De brand bleef gelukkig beperkt tot de hooischuur, maar het had heel anders af kunnen lopen! Natuurhooi Er wordt altijd hoog opgegeven van het hooi van het Kampereiland, maar het hooi van de buitenlanden bij Hasselt was net zo goed. Voordat de Afsluitdijk er was had je eb en vloed in het Zwartewater. Het verschil was wel 40 centimeter. Met een stevige noordenwind werd het water van de Zuiderzee zo hier naar toe gestuwd en stond alles blank. Ook tegenwoordig staan bij hevige regenval en noordwesten wind de uiterwaarden van het Zwartewater weleens onder water. Dat is goed voor het hooi. Het meegevoerde slib zorgt voor vruchtbare grond. We pachten al jarenlang twee stukken grond aan de dijk naar Genemuiden. Die percelen zitten vol kievitsbloemen en andere kruidenrijke plantensoorten. We spuiten daar niet, gebruiken geen kunstmest en maaien pas rond 15 juni. Dat hooi ruikt lekker! Het is gewoon natuurhooi. Vorig jaar hebben we er zeventien grote vierkante balen vanaf gehaald. Ik legde dat hooi vaak achteruit voor de koeien. Als een koe ziek was, voerde ik dat hooi en knapte ze helemaal op. Wanneer een kalfje ziek was, deden we kokend water en wat hooi in een emmer om thee te maken. Als hij dat dronk werd hij ook weer beter. Uitbreiding Vanwege de slechte gezondheid van m’n vader ben ik zo van de landbouwschool het bedrijf ingerold. Dat vond ik helemaal niet erg, ik wilde graag boer worden. Het buitenleven trok mij enorm. Op school had ik altijd meer aandacht voor buiten, dan voor wat er op schrift stond. De boerderij aan de Wolfshagenweg hebben we samen voortgezet, totdat m’n vader in 1978 overleed. Hij was 58 jaar oud.

Begin jaren tachtig wilden Geke en ik de boerderij graag uitbreiden, maar net op dat moment speelde ook de ruilverkaveling. Het was niet zeker of we wel aan de Wolfshagenweg konden blijven. Staatsbosbeheer was in het bezit van het Jutjesriet en had haar oog ook op onze plek laten vallen. We hoefden niet weg, maar ze zouden het wel op prijs stellen. Toen werd het een financiële kwestie. De rente was in die tijd wel twaalf procent. Als we verderop moesten gaan boeren zouden we minder land hebben en er was geen kans tot uitbreiding. Dat zagen we niet zitten. We zijn hier gebleven en zijn later alsnog gegroeid naar 40 koeien, al ging dat niet zomaar. In 1984 werd het melkquotum ingevoerd, dus moesten we vanwege het peiljaar weer wat koeien inleveren. In de buurt was er vrijwel geen mogelijkheid om land bij te kopen, zodat je ook niet meer melk mocht produceren. In feite zaten we toen klem. Uiteindelijk is Geke er ’s zomers als badjuffrouw in het zwembad bij gaan werken. Dat was toen al wel wat meer gebruikelijk. Ze had ook altijd gezegd dat ze niet per se thuis wilde blijven.

Fig. 124. Hooien in de Hasselter buitenlanden, juni 1958. (collectie Moed).

140

Made with FlippingBook Annual report