Oerbos Hooidelta

tot 200 gulden per ton. Dat was een goede prijs. Het ging dan om hooi uit de berg, bestorven hooi werd dat genoemd. Dat was uitgewerkt. Hooi rechtstreeks van het land af bracht minder op. Daar kreeg je zo'n 130 à 140 gulden per ton voor. Wij deden veel zaken met hooihandelaar Lentferink uit Dalfsen, maar er waren meer handelaren. De Bruinsen en Marten van der Wal uit IJsselmuiden, Gerrit Ruitenberg uit Oldebroek, de firma Mulder uit Nijkerk en Beert van ’t Oever van het Kampereiland. Die laatste was meer een herenboer, althans zo gedroeg hij zich. Ik heb hem een paar keer meegemaakt bij het inschepen van het hooi. Dan liep hij echt rond als een meneer met een grote sigaar in z'n mond. Het hooi werd veelal per boot vervoerd, bijvoorbeeld naar de cavalerie of artillerie. Meestal werd het al geperst bij de boer, maar dat gebeurde ook weleens bij een ‘hoofd’, een aanlegplaats in het Ganzendiep of de IJssel. Soms stonden de militairen er dan al bij om het hooi te keuren. Later werd het hooi altijd met vrachtauto’s afgevoerd. Mooiste tijd Ik praat regelmatig over oppers, maar soms bedenk ik me dat iedereen die nu jonger dan 50 jaar is en op het Kampereiland woont, nooit heeft gezien dat er vroeger overal oppers stonden. Jongelui van 25 jaar moeten van overlevering weten wat een opper is. Die hebben er nog nooit eentje in het echt gezien, want ze worden nu nooit meer gezet. Als ik nu over het Kampereiland fiets, mis ik dat weleens. Dat hooien was vroeger hard werken, maar het was ook de mooiste tijd van het jaar. Het was meestal prachtig weer en iedereen was buiten bezig. Die tijd komt nooit weer terug.

Fig. 146. Een schip met handelshooi wordt vol geperst en klaargemaakt voor transport. (collectie Zwier Stoel, fototheek Kampereiland).

159

Made with FlippingBook Annual report