Oerbos Hooidelta

Grond De meeste grond hadden we achter het huis, in Mastenbroek. In de Mandjeswaard hadden we helemaal niks meer. Met de ruilverkaveling kregen we de grond nog wat dichterbij, al waren die stukken niet altijd van de beste kwaliteit. We hebben een keer een stuk land gehad dat al veertig jaar niet was gemaaid. Het was altijd beweid met pinken en droge koeien. Toen ik het maaide heeft het een dag of vijf gelegen voordat we het ophaalden. We konden direct al aan de opraapwagen vernemen dat het gras veel te zwaar was. We konden het haast niet wegkrijgen. ’s Middags kon je er haast ook geen vork in prikken. Zulke zware rommel was het. Het was haast niet droog te krijgen. We hadden ook een stuk land dat de Roebol heette. Dat was vroeger van de hooihandel Bruins uit IJsselmuiden. Ze wilden wat lammetjes op het stuk weiden en vroegen of m’n vader op die beesten wilde passen. Hij mocht er z’n eigen paard ook laten lopen. M’n vader heeft het paard er weleens in gehad, maar hij stond de hele dag aan het hek te kijken. Het was gras van niks. Toen zei m’n vader tegen Bruins: “Ik wil het stuk wel kopen”. Dat was geen probleem. Hij is toen begonnen met het strooien van slakkenmeel. Daar knapte dat stuk grond helemaal van op. Handel Toen mijn broer en ik het bedrijf splitsten, hadden Arendje en ik ruim 25 bunder land maar niet zoveel koeien. M'n broer had ook wat koeien en land meegekregen. Wij hadden er nog wat huurland bij. Toen had ik aardig wat hooi over. In die tijd kwamen de opraapwagens en persbulten al op, dus was er steeds minder hooi beschikbaar voor de handel. Ik had de hooiberg nog driekwart vol toen Bruins een keer bij ons kwam. Het was december. Hij vroeg aanm'n vader: "Moet dat hooi er nog uit?". "Dan moet je naar m'n zoon gaan, het is van hem”, antwoordde hij. “Maar in mei moet de berg leeg." Bruins kwam bij mij en toen hebben de boel geregeld. We hadden tot 23 januari, tot die tijd mocht er niks aan het hooi mankeren. Toen het zover was, zijn ze aan het persen gegaan. Drie voorwagens en twee aanhangwagens kwamen eruit.

Fig. 151. Grasmaaien op het Kampereiland met paard en een maaimachine. (collectie Zwier Stoel, fototheek Kampereiland).

Mechanisatie In 1956 kocht m'n vader z'n eerste trekker. M’n broer zou net naar Friesland gaan en nam een paard mee. Toen zei m’n vader: “Dan moet er nu maar een trekker bij”. We kochten voor 7.500 gulden een McCormick van 25 pk. Hij startte ontzettend slecht. Die accu was veel te licht. Later hebben we nog een stuk of vijf andere trekkers gehad. Na ons trouwen hebben Arendje en ik eerst nog gewoon door gehooid. Later kochten we een pers en een opraapwagen. Dan haalden we het hooi naar huis en deden we het met een blazer de berg in. In de hooitijd draaide de trekker soms wel 24 uur per dag. Misschien dat hij 's morgens tijdens het melken even stilstond, maar langer niet. Daarna ging je maaien, schudden en al die dingen meer. Op een dag hadden we 's avonds om half elf de laatste wagen vol hooi. Toen moesten we nog uit het land komen. We hadden een 25 pk Deutz- trekker met een pers en twee wagens hooi achter de kont. Om half twaalf waren we thuis. M'n moeder was die dag jarig. Wat was ze kwaad dat we er niet waren geweest! We hebben de wagens de volgende dag maar gelost. Als je kunt hooien, dan moet je hooien.

162

Made with FlippingBook Annual report