Oerbos Hooidelta

Een paar dagen later kwam Bruins weer langs. "Hoekman", zei hij, "de jongens kunnen het haast niet geloven. Ze hebben de wagen wel twee keer op de weegbrug gezet." Een vrachtauto met een aanhanger met hooi was normaal gesproken altijd 14 ton. Bij ons bleek er ruim 16 ton op te zitten. Dat was goed hooi! "Hoekman", vroeg Bruins, "schud jij ook veel?" Nee, als het niet nodig was deed ik dat niet. Wel een keer omkeren, maar meer niet. Hij zei: "Zulk goed hooi krijg je nooit weer". Dat scheen te komen doordag ik weinig schudde. Anders schudde je al het hooisel eruit. Bruins had het hooi aan de militairen geleverd. Die zeiden: "We hebben nog nooit zulk goed hooi gehad. Komt dat van Kampereiland?" Ja, had Bruins gezegd, maar het kwam van Mastenbroek. Die hooiverkoop aan Bruins was eenmalig. Verder gebeurde dat nooit. Tegenwoordig wordt er veel eerder gemaaid dan vroeger. Toen begon je pas rond 10 mei. Als je 3 bunder af had liggen, zorgde je eerst dat je dat in de berg kreeg. Pas daarna ging je weer verder op het land. Mijn moeder was op 14 juni jarig. Rond die tijd hadden we drie à vier wagens met hooi in de berg. Bij de winterdag lag er allemaal hooizaad in het berggat. Dat kwam allemaal uit het hooi. Het meeste hooi voerden we zelf aan de koeien. Dat was heel goed voor ze. Zwakke koeien sterkten weer helemaal aan als ze ons hooi kregen. Hooibroei Op een zaterdag hadden we een keer 4 hectare gehooid in ons kleine hooibergje op de boerderij. M’n vader zei: “Jongens, neem nou niet weer een volle wagen mee”. Maar m’n broer wilde niet luisteren. Je kwam toch zeker niet met een halflege wagen weer terug. We gingen gewoon verder met hooien en we kregen broei. Dat wilden we eigenlijk niet weten, maar de buren hadden al eens gewaarschuwd: “Die berg broeit ook aardig”. M’n vader zei dat het wel meeviel, maar het kwam niet goed. Die berg moest weer leeg. We hebben er alles uit gemaakt en toen het niet meer broeide zei m’n vader: “Kom, we doen het er ook weer in”. Dat kon je nog wel gebruiken hoor. M’n vader zat vroeger een keer bij huis te melken toen de veldwachter kwam: “Hoekman, je hooiberg staat in brand!” “Nee hoor”, zei m’n vader, “hij dampt uit. M’n vader was nergens bang voor. Als het broeide stak je er met een stok door om te peilen waar het zat. We hebben vaak genoeg hooibroei gehad. Dan hadden we de blazer

onderin met van die latten in het hooi, om de boel te ventileren. Die zette je af en toe weer eens een dag aan. Zo ging je de broei tegen. Einde bedrijf Ons bedrijf is in de loop der jaren geleidelijk gegroeid. Op het laatst hadden we ruim 35 hectare grond en molken we 42 koeien. Meer wilde ik niet hebben. We hadden twee melkwagens aan elkaar gemaakt en konden ons prima redden. Kinderen hadden we niet, het was goed zo. Eind jaren zeventig hadden we de koeien buiten staan tijdens een dikke hagelbui. Ik stond in het land, had last van m’n rug en had ook zo’n hoofdpijn! We moesten ’s avonds nog weg. Daar had ik geen zin in, maar we zijn toch maar gegaan. De volgende dag heb ik ’s morgens gemolken, maar het ging niet meer. Ik moest stoppen. Dat zinde m’n vader niet zo, maar we hebben toch maar doorgezet. Uiteindelijk ben ik naar de dokter gegaan. Ik had voorhoofdsholteontsteking en kon een half jaar lang m’n schoenveters niet dicht doen, zo’n pijn had ik als ik voorover boog. De rugklachten werden ook niet minder. Tijdens het melken moest ik me vasthouden aan de ringen waaraan de koeienstaarten vastgebonden waren, maar dat was ook niks. De dokter zei dat ik de helft van de koeien weg moest doen, dat zou het al verlichten. Maar dat was geen optie, want je moest er altijd zijn. Of je nu twintig of vijftig koeien molk. Toen in 1982 het melkquotum kwam zijn we er uiteindelijk mee gestopt. Het wou niet meer. We hebben nog twaalf jaar aan de Kamperzeedijk gewoond, maar toen zijn we naar Genemuiden gegaan. De boerderij hebben we verkocht.

Fig. 153. De boerderij aan de Kamperzeedijk, kort voor de beëindiging van het bedrijf (collectie Hoekman).

164

Made with FlippingBook Annual report