Oerbos Hooidelta

geen 400 hectare aan resterend struikgewas, rietland en moeras was van de oorspronkelijke betekenis van de naam Mastenbroek niet echt sprake meer. Het woord ‘broek’ zou in het begin van de negentiende eeuw wellicht nog van toepassing kunnen zijn geweest op een aantal snippers moerassig land of op de noordelijke begrenzing van de latere polder Koekoek. Vanaf de Kamperdijk vormde het struikgewas een scherm met daarachter de uitgeveende landerijen die in de periode kort daarvoor was ontstaan door het werk van mensen als Jan Jacob Korthoef, die in het jaar 1774 zes morgen (1 Zwolse morgen is ongeveer 1,23 hectare) 144 land kocht in ’t Koekoeks blok om er turf te kunnen gaan winnen. 145 Van de zes morgen land veranderde er uiteindelijk vier morgen in water. Het land verdween als turf in de kachel van Jan Jacob of op de markt, waar het voor een goede prijs kon worden verkocht aan kooplui die het naar elders in het land versleepten. De overige twee morgen land lag direct aan de Kamperdijk en moest worden ingepoot met houtgewas. Het worteldek zorgde ervoor dat de grond tussen de enorme plas water die door de verveningen was ontstaan en de dijk niet erodeerde tijdens zware zuidwesterstormen. Afgezien van de uitgeveende plas water en een kleine oppervlakte aan bos en moeras was de polder dus hoofdzakelijk ingericht voor veehouderij. Akkerbouw speelde geen rol van betekenis. De 72 hectare bouwland viel in het niet bij de ruim 3600 hectare hooiland en 2700 hectare weiland dat in grote blokken bij elkaar lag met namen als De Roosjes, de Lammetjesslag, de Bakkersslag, de Oostermaat, de Hasselerslag, de Kamper Wetering Slag, het Stadsbroek, het Schoter- en Stegersblok en het Groote Blok. Binnen de verschillende blokken kwam zowel weiland als hooiland voor. Opvallend aan de ligging van de hooilanden is dat ze het verst verwijderd lagen van de boerderijen, die op huisterpen langs de drie middeleeuwse weteringen terug zijn te vinden. Daardoor is er een patroon ontstaan waarbij de weilanden als het ware direct op de weteringen aansluiten en het dichtst bij de boerderij zijn gelegen, terwijl de hooilanden daar weer achter liggen. Voor de boer was het afgelegen hooiland geen probleem omdat de hooilanden in de regel slechts enkele malen per jaar bezocht werden. Zodoende liggen de hooilanden als een soort van ritssluiting tussen de weilanden en de boerderijen. Dit is goed zichtbaar in bijvoorbeeld de

Kamper Wetering Slag. Hetzelfde beeld zien we terug in de landerijen achter de boerderijen langs de Kamperdijk ter hoogte van de Lammetjesslag en de Oostermaat. Een enkel blok vormt hierop een uitzondering. Zo is bijvoorbeeld het blok dat rond 1832 bekend stond als ‘de Roosjes’ in zijn geheel in gebruik als hooiland. Ook het Schoter- en Stegersblok was in zijn geheel in gebruik als hooiland. Hier werd het beste hooi van Mastenbroek gewonnen, vanwege de vruchtbare overslaggronden die er door overstromingen vanuit de IJssel zijn afgezet.

Fig. 76. Een op een belt gelegen boerderij in het buurschap Oosterholt. Foto: Jeroen Wiersma.

144 Meertens Instituut, databank oude maten en gewichten.

145 Van Hulzen 2017.

85

Made with FlippingBook Annual report