Van oerbos tot hooiland

‘werd geleverd soms maanden na de vordering, wat ook bezwaarlijk anders kon, aangezien het gevorderde hooi zich bevond juist ónder in de berg en dus pas kon worden afgeleverd nadat het bovenste was vervoerd.’ Het gevolg was, dat ‘hierdoor de boer een zeer schone gelegenheid kreeg om onnaspeurlijk te frauderen door het beste, gevorderde hooi zelf te vervoeren en te laten uitbetalen, terwijl veel minder, ja zelfs ondeugdelijk hooi naar Kampen reisde ter aflevering.’ De door hemzelf en wethouder Reuvekamp ‘zeer tijdrovende en zeer nauwkeurig uitgevoerde taxaties’ moesten dus, constateerde Dorhout Mees met spijt, ‘worden beschouwd als verloren arbeid.’ De prijzen voor het allerbeste hooi, vergelijkbaar met de kwaliteit van dat van het Kampereiland, hoewel in Mastenbroek weinig te vinden, had hij vastgesteld op 60 gulden per ton. Die van de minste kwaliteit bepaalde hij eerst op 44 gulden, maar later op 50. Hij adviseerde de prijzen van 50 en 60 gulden, ook in andere gemeenten, voorlopig te handhaven. Bovendien stelde hij, niet onbegrijpelijk, dringend voor de prijs pas vast te stellen bij aflevering. De perikelen van distributie en prijsbeheersing hielden nog even aan, nadat op 1 november 1918een eind was gekomen aan de Eerste Wereldoorlog. Pas op 3 oktober 1919 werden het Centraal Hooibureau en de Provinciale Bureaus officieel opgeheven. De hooikist Tijdens de Eerste Wereldoorlog gingen vanwege de schaarste ook steenkolen op de bon en werd de straatverlichting tot een minimum beperkt. Scholen gingen op zaterdag dicht en er reden minder treinen. De burger, kortom, moest zuinig aan doen met brandstof. In 1916 kreeg Nederland daarom voor het eerst te maken met de zomertijd. Voedingsdeskundige Martine Wittop Koning bracht in september 1917 een boekje uit onder de titel Warmte bewaren: besparing van gas en brandstof bij spijsbereiding. Er stonden tips in over het bewaren van lichaamswarmte en het zo efficiënt mogelijk bereiden van voedsel. Een van de manieren was de hooikist, een houten kist waarin een dikke laag hooi tegen de wanden was aangedrukt. Om kosten te besparen en bij gebrek aan hout werden ze ook gemaakt van tonnen, emmers, manden en kartonnen dozen. Ter voorkoming van het stuiven, zat er een voering om het hooi heen. Zo hoefden aardappelen eerst maar 5 à 10 minuten te koken, als de pan daarna maar anderhalf uur op temperatuur bleef in de hooikist. De aardappelen werden op die

manier dus gaar, zonder dat er verder brandstof nodig was. Ook na de oorlog bleef de hooikist in gebruik, zoals met meer noodgedwongen vindingen het geval was.

116

Made with FlippingBook - Online catalogs