Van oerbos tot hooiland

Op den duur stapten ze helemaal over op kuilvoer. ‘Dat was een grote klap voor de hooiproductie in dit gebied’, zegt Bruins. ‘Daar kwam bij dat veel boeren hun paard inruilden voor een trekker, zodat de vaste hooi-afzet met sprongen terugliep. Ook het leger en Van Gend & Loos gingen geheel over naar motorisch vervoer. Dat waren altijd onze grootste klanten geweest. Tot 1960 hebben we nog grote hooibalen van 50 kilo geperst. Daarna kreeg je die kleinere baaltjes van 20 kilo. We leverden later alleen nog maar aan KI-stations her en der in het land. Het Kampereilander hooi zou zelfs zorgen voor een hogere viriliteit van de stier, werd gezegd. Maar dat kan ik niet bewijzen, haha! Uiteindelijk hebben we hier halverwege de jaren negentig de laatste hooiberg leeg geperst.’ Ondanks de teruglopende handel gingen er af en toe nog grote hooitransporten naar het buitenland. ‘Omstreeks 1950 hadden we vanaf het station Kampen een flinke hooi- en stro-export per trein naar Zwitserland, vanwege grote droogte daar’, vertelt Bruins. ‘Dat herhaalde zich in 1953. Een jaar later was het hier ontzettend nat, zodat er een groot tekort hooi was. Mijn vader hoorde dat de oogst in Noorwegen en Zweden wél goed was geweest, dus hebben we toen per wagon en schip 1.000 ton hooi geïmporteerd. Veel later, in 1976, hebben we nog een keer hooi geïmporteerd vanuit Londonderry in Noord-Ierland. Dat waren drie schepen vol die ook nog 50 ton hooi op het dek hadden staan als deklast. Het vierde schip was die deklast onderweg verloren. Dat lag in de Noordzee. Ze moesten om Engeland heen varen. Dat was een onstuimige route.’ Stro Als alternatief voor de handel in hooi ging Bruins op zoek naar nieuwe afzetmogelijkheden. Begin jaren zeventig speelde het bedrijf in op de komst van de ligboxenstal door onder de naam Flevo Strovezel te beginnen met het hakselen en malen van stro wat kon dienen als strooisel. ‘We waren daarmee de eerste in Nederland’, zegt Jan Bruins. ‘In het begin hadden we alleen maar inlands stro, vooral uit Groningen, maar ook van de Zuid-Hollandse eilanden. Later hadden we stro uit de Flevopolder. De Rijksdienst voor IJsselmeerpolders heeft jarenlang aan ons geleverd. Onze loodsen zaten helemaal vol. We konden de hele winter stro leveren, wel drie- tot vierduizend ton. Op een gegeven moment werd het land in de polder verpacht en verkocht. De boeren hadden natuurlijk een ander bouwplan dan de Rijksdienst. Die had allemaal graan, terwijl de boeren bieten en aardappels gingen

verbouwen. De aanvoer van stro zakte in, maar ondertussen bleef de strobehoefte groot. De laatste twintig jaar hebben we daarom stro geïmporteerd uit het buitenland, met name Engeland. In 1988 zijn we verhuisd naar onze huidige locatie aan de Grafhorsterweg. Daar hebben we meer ruimte dan in de bebouwde kom.’ De transitie van hooi naar stro bood Bruins BV een nieuwe toekomst, al verliep de overgang niet geheel vlekkeloos. Jan Bruins: ‘We hadden vroeger twee paardenpersen. Eentje hebben we verkocht aan iemand in Drenthe die er later regelmatig demonstraties mee hield. Mijn vader was altijd een beetje zuinig en wilde die andere gaan gebruiken voor het hakselen van stro. Ik heb hemdirect gewaarschuwd, maar hij wilde het toch proberen. Hij liet het perskanaal en het persblok halveren, maar dan krijg je ineens een verkeerde verhouding van krachten. Na zo’n 100 kilo stro sprong die pers wel 1,5 meter de lucht in! De drijfstangen knapten eraf en alle tandwielen spatten uit elkaar, levensgevaarlijk! Die pers was rijp voor de sloop.’ Fig. x. Hooitransport naar Zwitserland op het station Kampen, 1949 en 1953. (collectie Bruins)

134

Made with FlippingBook - Online catalogs