Van oerbos tot hooiland

pleistocene zandlandschap begroeid met veen, een enkele boven het veen uitstekende dekzandrug of dekzandkop ter hoogte van het latere IJsselmuiden of een rivierduin langs het Zwarte Water net boven Zwolle en ter hoogte van het latere Zwarte Water klooster daargelaten. 39 Ook het Kamperveen was rond 5000 jaar geleden nog een zandvlakte waar nog nauwelijks veenmoeras voorkwam. Dat veranderde in de daaropvolgende duizend jaar, toen de stijging van zeespiegel en grondwaterstand tot steeds drassiger omstandigheden leidden. Het veen begon snel te groeien en bedekte uiteindelijk zelfs de hoger gelegen zandruggen in het gebied. 40 De veengroei leidde ook tot isolement. Vermoedelijk is het gebied van het Kamperveen vanaf deze periode tot aan de Volle Middeleeuwen niet bezocht geweest door mensen vanwege de onmetelijke en moeilijk doordringbare veenwildernis in die tijd. Archeologen hebben uit deze periode namelijk geen vondsten gedaan die wijzen op permanente bewoning van het gebied. Wel kan het zijn dat mensen vanaf de bewoonde dekzandgronden achter Zwolle het gebied met kano’s in zijn getrokken om in deze onbewoonbare wereld op watervogels te jagen. Een lanspunt uit de bronstijd (3900-2800 jaar geleden) die werd gevonden bij een boerenerf in de polder Mastenbroek past binnen dit beeld. Bij Hasselt werd een fraai artefact uit de grond getrokken ter hoogte van de Havezate Groot Terwee. Het betreft een kokerbijl uit de periode 3100-2800 jaar geleden.

er werd gevormd, des te slechter werd de afwatering. 32 Op den duur werd het op veel plaatsen te nat voor bomen. In de komgebieden en in de beekdalen ontstonden moerassen waarin afgestorven plantenresten geconserveerd bleven. Er werd een steeds dikker wordende laag veen gevormd bovenop de pleistocene ondergrond. In het IJsseldal werd de veengroei mede veroorzaakt door een vernatting van het gebied doordat de IJssel aansluiting vond op de Rijn. 33 In de stroomdalen van de IJssel en het ZwarteWater zien we rond deze tijd de eerste rietveenmoerassen en zeggemoerassen ontstaan. Het waren voedselrijke milieus door de periodieke overstromingen vanuit de rivieren. 34 Daar waar het water niet dieper dan twee meter was kon riet gaan groeien. Het afgestorven riet bleef geconserveerd in het ondiepe water. Zodoende groeiden de ondiepe plassen langs de rivier langzaam maar zeker dicht. Wanneer het water ongeveer een diepte van een halve meter had, ontstonden er gunstige omstandigheden voor zeggesoorten. 35 Ze groeiden bovenop het rietveen, waardoor er een van oorsprong nat gebied uiteindelijk geheel kon verlanden. Op den duur bood het slappe veen zelfs weer kansen voor boomsoorten als berk en els, waardoor er op sommige plekken in het zeggeveen een broekbosmoeras ging groeien. Dergelijke moerasbossen liggen vaak op de overgang tussen voedselarme- en voedselrijke venen. 36 Wanneer je langs de IJssel of het Zwarte Water gaat boren zie je dan ook vaak een laag van broekbos- en zeggeveen bovenop een laag rietveen opgestapeld in de boor. 37 5000 jaar geleden: hoogveenmoerassen in het Kamperveen en de Oldematen Tussen 6000 en 4000 jaar geleden breidde het veenmos zich sterk uit in de IJsseldelta. Dit voedselarme of oligotrofe veen overgroeide grote delen van het eerder gevormde voedselrijke of eutrofe en mesotrofe veen. 38 Uiteindelijk raakte in deze periode vrijwel het gehele

32 Vos 2011, 48. 33 Hamming 2007, 83. 34 Eilander 1990, 19. 35 Koeveringe 2008, 28. 36 Koeveringe 2008, 28.

37 Dinoloket. 38 Eilander 1990.

39 Vos 2011, paleogeografische kaart 2750 v. Chr. 40 Vos 2011, paleogeografische kaar 1500 v.Chr.

31

Made with FlippingBook - Online catalogs