Van oerbos tot hooiland

Het middeleeuwse agrarische cultuurlandschap

“Toen de wereld vijf eeuwen jonger was, hadden alle levensgevallen veel scherper uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk scheen de afstand groter dan voor ons; al wat men beleefde had nog die graad van onmiddellijkheid en absoluutheid, die de vreugde en het leed nu nog hebben in de kindergeest. Elke levensgebeurtenis, elke daad was omringd met nadrukkelijke en uitdrukkelijke vormen, was getild op de verhevenheid van een strakke, vaste levensstijl. De grote dingen: de geboorte, het huwelijk, het sterven, stonden door het sacrament in de glans van het goddelijke mysterie. Maar ook de geringer gevallen: een reis, een arbeid, een bezoek, waren begeleid door duizend zegens, ceremonies, spreuken, omgangsvormen.” Zo begint de bekende mediëvist Johan Huizinga (1872-1945) het met veel stijl en verbeeldingskracht geschreven ‘Herfsttij der Middeleeuwen’. In de wereld die Huizinga schetst werd de basis gelegd voor het huidige cultuurlandschap van de IJsseldelta. Moerassen werden ontgonnen, rivierarmen raakten bedijkt en er werd nieuw land op zee aangewonnen. De wildernis raakte bewoond, en de middeleeuwse bewoners lieten duidelijke sporen na. Sporen die vandaag de dag nog zijn waar te nemen en het verhaal vertellen van een wereld die inmiddels eeuwen achter ons ligt. We zien de sporen terug in de middeleeuwse strokenverkaveling van de Oldematen en het Kamperveen, de dijken en de kolken langs het Zwarte Water en de IJssel, de terpen op Kampereiland en in de weteringen die het raster van de blokken vormen waaruit de Polder Mastenbroek is opgebouwd.

Het veenmoeras wordt in rechte plakken gesneden

Wanneer we terug zouden gaan naar het jaar 800 en vanaf een flinke afstand het Nederland van toen van boven zouden bekijken, dan zou ons waarschijnlijk opgevallen zijn dat een groot deel van ons land bestond uit uitgestrekte moerassen. Op basis van de paleogeografische kaart die een beeld geeft van de verschillende landschappen uit die tijd kun je zeggen dat ongeveer tweederde van het landoppervlak bestond uit veen. 62 Deze kleddernatte wildernis was voor bewoning niet geschikt. Om er te kunnen wonen en om er agrarische activiteiten te kunnen ontplooien, moesten de sponzen van onverteerde plantenresten en mossen eerst worden gedraineerd. Van de voormalige veenwildernis die destijds bijna volledig de IJsseldelta bedekte rest nu enkel nog een klein laagje veen in de ondergrond.

62 Dat wil zeggen, die delen van Nederland waar zand, veen of klei aan de oppervlakte lag. Het van tijd tot tijd droogvallende slik van de Waddenzee en het wateroppervlak dus niet meegerekend.

37

Made with FlippingBook - Online catalogs